vrijdag 10 april 2009

Het Alpe d’Huzes gevoel maakt dat ik de laatste tijd gemakkelijk op de fiets stap. Dat is andere jaren wel eens anders. Als een soort automatisme stap je twee driemaal in de week op de fiets. Ik moet daar bij zeggen, als ik eenmaal fiets, ook andere jaren krijg ik daar nooit spijt van, maar voor ik zit. In het begin van het jaar is er altijd het weer, de wind of nog zo veel te doen. Wat verder op in het jaar is het meer het gedoe er rond omheen.

Voorafgaand aan een toertocht praat je er wel eens over met mensen. Met fietsen is het net als met vissen, zolang je er over praat kan niemand het controleren. Niemand zal je vertellen dat hij een rondje van 45 kilometer met een gemiddelde van 27,5 kilometer per uur heeft gereden. Dat terwijl als je dat doet met een flinke tegenwind, je best nog wel eens behoorlijk uitgewoond thuis kan komen.

Ook hoor je wat ze gereden hebben. Altijd een tocht langer als datgene wat je van plan bent te gaan rijden. Door de weeks rijden ze met een clubje 36 gemiddeld. Als mensen zo beginnen zeg dan maar niets. Ik rijd wel eens 36, maar dat betekent dat je met de bochten en het remmen er bij rond de 40 moet rijden. Ik rijd regelmatig langzamer en ik word niet vaak ingehaald.

Jaarlijks vaste prik voor Ad T. en ondergetekende is het rijden van de Elfstedentocht op de fiets op tweede Pinksterdag. Over de inkopen, het ontbijt en al het geluid wat er op de vroege morgen wordt geproduceerd hebben we het al eens gehad, het gaat deze keer over het opbouwen van motivatie om te gaan fietsen. Een slechtere start als bij de Elfstedentocht kun je je niet voorstellen. Er doen nog al wat mensen mee, en die moeten allemaal langs de toegangswegen naar Bolsward parkeren.

Dan stap je op de fiets met het voedzame ontbijtje als een steen op je maag en rij je langs alle geparkeerde auto’s. Door een erehaag van allemaal voorover gebogen mannen die hun fietsbroek aan staan te trekken. Tientallen witte billen met daaronder een paar harige benen en dat terwijl je net vrij fors ontbeten hebt. Wat verder naar voren wordt het uitzicht wat beter en zit je een beetje rillerig op je fiets en dan denk je nou moet ik ook nog 240 km. gaan fietsen.

Als ik dan bij de start Ad tref, wat ook nog een prestatie op zich is, dan wachten we geduldig tot ons start groepje aan de beurt is, maar om te zeggen dat ik dan sta te popelen nee. Ik denk laat me fietsen, dan krijg ik het warm. Pas als we achter het muziekkorps naar de start zijn gebracht en door de verkeersregelaar de weg over zijn gelaten dan begint het te kriebelen. De weg over de polder in, en aan het wiel in enkele minuten enkele grote groepen met petjes, vlaggen en fietstassen uitgeruste mededeelnemers voorbij, pas dan kan de dag niet meer stuk.

Ad

Geen opmerkingen:

Een reactie posten