vrijdag 20 februari 2009

Een groot voordeel bij ons uitstapje naar Frankrijk is dat er ook dames meegaan. Dames die mee fietsen en ook partners en vrijwilligers. De meeste uitstapjes op fietsgebied heb ik gemaakt met het vaste clubje waar ik al jaren mee fiets. Dan wordt het al gauw mannen onder elkaar en alle oerinstincten die daarmee gepaard gaan. Ik slaap dan meestal op de kamer bij Leen. Dat is praktisch, want Leen vergeet altijd handdoeken en ik neem er standaard twee extra mee. Zo vullen we elkaar niet alleen met fietsen aan. Hij heet overigens echt Leen en niet vanwege de handdoeken die hij leent. Hij is trouwens ook niet van Frisia.

Op ons kamertje gaat het allemaal redelijk geciviliseerd. Kleding na een kilometertje of honderd bij 20 ° C. plus gaat bij ons gelijk voor het douchen al in een plastic zak. In de andere kamertjes komt de zure lucht je al halverwege de gang tegemoet en als de deur open gaat kun je er tegenaan leunen. Daar komt nog bij dat beweging een positieve bijdrage levert aan de vertering. De avond ervoor bij aankomst is het meestal Chinees halen en een paar biertjes. Die zijn na het dagje fietsen verdampt en worden in het zweetkamertje gebruikt om de zure lucht te maskeren.

De positieve bijdragen in de vertering heeft zo ook zijn gevolgen voor de doorstroming. Zitten Leen en ik nog half wakker handenwrijvend voor ons vers gekookte eitje in het prachtige bungalowpark. Wordt dit mooie plaatje bruut verstoord door de eerste collega fietser met de opmerking:”Ik moet ongelofelijk schijten”. In het verleden maakte we nog wel eens de opmerking:”Waarom denk jij dat wij dat willen weten”. Tegenwoordig weten we dat daar geen grappen over gemaakt moeten worden. Tenzij het vriest gaan wij per direct buiten zitten en liefst nog een meter of tien van het huisje.

Het is zelfs zo erg geweest dat we toen we in een soort jeugdherberg sliepen, we een aantal mensen ’s ochtends in de hal naar het toilet hebben gestuurd. Toen we ’s middags terug kwamen en je kwam de hal in dacht je nog wat stinkt het hier. En dat terwijl sommige al weer plannen aan het maken waren voor de overtreffende trap. Dus fietsen, het blijft afzien, niet alleen op de fiets.

Nu er dames bij zijn neem ik aan dat iedereen zich een beetje daarna gedraagt. Verder is er natuurlijk toch wel lering te trekken uit de darmen van mijn vaste fietsmaten. Als je op de camping staat en je mag zelf een plaatsje uitzoeken, nooit bij het toilet gaan staan: Om half zeven komt de eerste met een rol onder zijn arm en ik verzeker u er zullen er nog velen volgen.

Verder zijn veel bier en apart en gekruid eten niet bevorderlijk voor de onderlinge atmosfeer. Op de camping in de tent zal het nog wel doorwaaien door het doek, maar degene in een huisje zijn gewaarschuwd. Ook even quasi nonchalant een praatje bij de buren en het toilet op schieten is voor de sfeer met de mede huurders van het huisje misschien wel goed, maar dat hoor je natuurlijk nog tot in lengte van dagen.

Hoewel het niet het meest voor de handliggende onderwerp is, vond ik toch dat dit even besproken moest worden. De komende week moet het even zonder mijn aanbevelenswaardigheden want dan ben ik een weekje naar de sneeuw. Ongetwijfeld zal Hans dan uitgerust en uitgeslapen als hij is jullie wat literaire motivatie geven. Om vast een voorzetje te geven, afvallen heeft zo ook zijn invloeden op de stoelgang. Succes met de trainingen en tot over twee weken.
Terwijl mijn webloggende collega zijn strijd tegen de kilo’s in rustte voortzet op Ameland zal ik proberen het Alp d’Huzes gevoel aan te wakkeren met wat nuttige informatie. Wat neem je allemaal mee als je gaat fietsen? Niet zoveel, eten, drinken maar ook wat materiaal. Als je fiets bijna uit elkaar valt, een inbussleutel en een spakenspanner, maar ik hoop dat dit bij niemand van ons nodig is. Verder fiets niet op tube’s want onderweg een nieuwe tube plakken is niet te doen. Aangezien we geen materiaal wagen met reserve wielen achter ons hebben is dat niet praktisch.

Wat wel essentieel is, is een fietspomp, een paar plastic bandafnemers (tegen het rammelen) en één of twee binnenbanden. Twee als je alleen gaat fietsen en één als je met een groep gaat. Dan kun je er altijd wel een lenen. Let wel op dat de lengte van het ventieltje kan verschillen. Het is wel van belang dat je je band ook nog op kunt pompen. Heb je een hoge velg en een kort ventiel dan werkt dat niet

De banden zijn de laatste jaren erg aan ontwikkelingen onderhevig. Jaren heb ik gereden op een bandje met een zwart loopvlak en een oranjeachtige zijkant, de laatste jaren zijn er allerlei kleurtjes mogelijk. Neem een paar goede banden, de duurdere hebben een laagje onder het loopvlak om het inrijden van steentjes te voorkomen.

Als het nat is heb je meer kans op een lekke banden omdat steentjes, glas en meer van zulk soort zaken aan je band blijven plakken en langzaam een toenaderingspoging tot je binnenband doen. Een behoorlijk gat hoor je ook als je rijdt. Een aflopende band voel je omdat je het gevoel hebt dat wegschuift in de bocht. Een nieuwe band geeft minder kans op lekke banden als een versleten band. Ook een hard opgepompte band geeft minder problemen (en minder weerstand) als een zachte. Af en toe een lekke band is echter niet te voorkomen.

Zo’n jaar of vijftien terug waren er binnenbanden die volgens de fabrikant niet lek konden. Het waren latex banden en in de advertentie drukte iemand een spijker in de band en zag je die indeuken. De banden waren ivoor wit van kleur en veel dunner als rubber. Al gauw hadden de banden de bijnaam condoom banden. Ook de voor de handliggende grapjes waren niet van de lucht. U kunt ze zelf wel in vullen, “ik red het niet met de standaardmaat”, “per meter is het goedkoper”, of “ik hou hem er naast, knip hem af, knoop erin en klaar”.

Daarmee is weer eens aangetoond dat zaken uit het fietsen ook op het dagelijks leven gereflecteerd kunnen worden. Niet alleen bij je binnenband moet je op de lengte van het ventieltje letten, maar ook bij dit soort grootspraak. De latex banden zijn niet meer te koop omdat het idee zoals dat in de advertentie werd voorgedaan in de praktijk niet werkte. De banden gingen haast nog sneller lek en waren dan ook niet meer te plakken. Plakken van de binnenbanden moet overigens met een apart plakkertje, maar daar weet de fietsenmaker dan weer meer vanaf..Als je een keer weet hoe het gaat en je fietst wat langer wordt het een soort tweede natuur, het plakken van banden.

vrijdag 13 februari 2009

Wonderlijk volk zijn wij wielertoeristen, of we nu veel fietsen of bij 25° C. Naar het eerste de beste terras fietsen en daar een paar uur blijven zitten, het steekt allemaal hetzelfde in elkaar. Allemaal zijn het een beetje materiaal freaks, allemaal ruim bevooroordeeld op het gebied van hun eigen materiaal. Kom je een stoel te kort op het terras moet je even kijken wat er nog “aan vreemde fietsen” tegen het hek staan en je roept vrij luidruchtig dat je op het desbetreffende merk nog niet dood gevonden wil worden. Dit aangedikt met wat verhalen van kennissen die ook zo’n merk hadden en waarvan het hele frame ging trillen als ze de berg af reden. Gegarandeerd binnen vijf minuten is er plaats genoeg.

Ook als iemand een nieuwe fiets heeft is steevast het ritueel om de fiets bij de stang te pakken en met één hand op te tillen. Of je dan voelt of hij 9,2 of 9,3 kilo weegt. Ook zo’n verhaal van niks, is de vraag of er een tandwiel18 op zit, dat zit namelijk niet in de standaard cassette van Shimano. Een tandwiel 18 is uit de tijd dat de fietsen nog zes versnellingen achter hadden. Tegenwoordig koop je een nieuwe fiets met tien of elf versnellingen achter en twee of drie voor. Nou daar zit nog wel een andere combinatie tussen die lekker rijdt.

Het meest frappant is een groepje van die café fietsers die bij een fietsenmaker of op een beurs staan te kijken naar een erg dure fiets, niet gewoon duur maar zo duur dat vele van ons er alleen maar likkebaardend naar mogen kijken. Zo’n fiets van € 11.000,=. carbonframe, duurste groep, kortom de natte droom van zelfs Michael Boogaard. Er wordt dan eens omheen gelopen en dan begint het: “Ik vind het niet eens mooi zo’n dik balhoofd”. Of “dat lasje hadden ze ook wel netter weg kunnen werken”.

Als je dat zo een kwartiertje blijft volgen dan merk je ook dat al pratend men steeds aan de fiets loopt te wrijven, met de duim de bandenspanning voelt, de remmen in knijpt, kortom ze kunnen er niet van af blijven. De conclusie van deze dialoog zal gegarandeerd zijn: “Ik wil hem wel hebben, dan verkoop ik hem”. Mochten er onder de lezers nog van dit soort dromers zijn:”Wees gerust, je krijgt hem niet en je kunt hem zeker niet betalen”. Gelukkig maar, want zo te horen deugt er niet veel aan.

Ad.
Eten en fietsen is een verhaal apart. Zo heeft de Rabobank tijdens de toer de France een eigen kok mee. Ook zijn de inzichten daarin wat gewijzigd de afgelopen jaren. Werd er in de tijd van Gerrie Kneteman nog even snel een biefstukje verorberd voor aanvang van de wedstrijd, wordt er tegenwoordig driftig aan de koolhydraten en zetmelen geknaagd voor aanvang van de wedstrijd.

Je moet er toch niet aan denken, dat je je bed uitstapt en aanschuift met je slaperige hoofd en dat er dan zo’n grote biefstuk in een waterig rood plasje voor je neus wordt geschoven. Het eten van pasta in de vorm van spaghetti om zes uur ’s morgens heb ik wel eens lijfelijk mogen ervaren. Niet zo’n gelukkige combinatie, in de eerste plaats omdat het spaghetti was. Macaroni kun je nog nagenoeg heel inslikken, maar bij spaghetti is dat lastig.

Omdat onze kok meer bekend stond vanwege zijn fietskwaliteiten en helemaal niet om zijn culinaire inbreng was de spaghetti vrij fantasieloos overgoten met tomatenketchup. Zo van de Heinz, recht uit de fles naar eigen believen toe te voegen. Als je nog niet het zuur had, dan kreeg je het alleen al van de lucht. Een hele tafel zat tegen heug en meug de spaghetti naar binnen te stouwen en het nadeel bij spaghetti als je niet goed kauwt is dat de helft in je mond zit en de helft in je slokdarm en dat de gemeenschappelijke factor, de sliertjes die met de ene kant in je mond en met de andere kant in je slokdarm hangen de boel behoorlijk ophouden. Kokhalzend en slikkend heeft iedereen zijn bordje naar binnengewerkt. Het meest frustrerende is nog dat tot de conclusie kwam dat het eten van deze vuiligheid ook maar enigszins een positieve bijdrage heeft geleverd aan de fiets prestatie.

Zo is het eigenlijk ook een beetje met alle sportdrankjes en energierepen. Deze spelen dankbaar in op de tegenstrijdigheid van het fietsen en het eten. Hoewel je een enkeling ziet rijden met een rugtas, wordt dit weinig gedaan. Dus ben je afhankelijk van hetgeen achter in je zakken past. Daarbij de wijsheid dat je al gegeten moet hebben voor je honger krijgt is voor velen de aanleiding om te gaan stouwen volgens de stelregel:”Beter mee verlegen als om verlegen”. Dus proppen maar in die zakjes, vijf bananen, twee flesjes yoghi-drink, een familiepak meuslirepen. acht krentenbollen, plakken ontbijt koek, oh ja rolletje dextro en een blikje Red-bull.

Loop nu eens naar de kast en kijk naar de achterkant van je shirt. Dat past toch niet. Als je dat in je shirt stopt en je stapt af, rekken je zakken tot achter je knieën. Onder het fietsen zakt de zwaarste kant opzij en zo verdraaid je hele shirt. Dat is alleen nog maar praktisch. De 8 krentenbollen zijn na een dag tussen twee flesjes Yogho, één jumbo krentenbol geworden. De bananen worden met moeite door de schil bij elkaar gehouden. Bij de ontbijtkoek mis je een wc papiertje om het beeld te completeren, kortom alles is klef, ingedrukt en warm. Probeer dan maar eens te blijven eten om te voorkomen dat je honger krijgt.

woensdag 11 februari 2009

Mijn vrouw vraagt met regelmaat: “wat is daar toch voor lol aan om zo hard te fietsen”. Als ik koud en hijgend thuis kom. Nu de laatste tijd wordt het meer specifiek, wat is er voor lol aan om zo’n berg op te klimmen. Nu is het antwoord gemakkelijk:”Het is voor een goed doel”. Maar ook als er geen goed doel is zou ik toch omhoog fietsen. Als je eenmaal op de fiets gezeten hebt, wil je ook alles met de fiets doen. Vragen als:”Had je niet beter thuis kunnen blijven”, of “was toch lekker in bed gebleven”, wat ik de laatste tijd ook nog wel eens hoor is dan ook vloeken in de kerk.

Hoewel je je af kunt vragen waarom iemand op onze berg naar boven fietst. Je hart gaat zo hard kloppen dat je het met ademen amper bij kunt houden. Je moet zo zwaar trappen dat je fiets alle kanten op gaat. Het bloed bonkt door je hoofd, maar stoppen ho maar. Gewoon als in trance je trappers ronddraaien en naar boven.

Ik heb wel eens gelezen dat er bij inspanning een stofje vrij komt waar mensen zich prettig bij voelen en dat dat de motivatie voor mensen is om die inspanning op inspanning te leveren. Ik heb ook wel eens gehoord dat er van Rijkswege erg veel geld wordt gepompt om dat stofje te isoleren en na te maken. Dit voor toepassing op hun personeelsbestand. Het gelukzalige gevoel van dit stofje heb ik nog niet kunnen ontdekken, of het stelt misschien wel niet zo veel voor. Toch heb ik wel een reden waarom ik, als ik een berg zie, er tegenop wil fietsen. Die reden is de afdaling.

In mijn vorige stukje is er al kort over gesproken. Dalen van zo’n berg is een vak apart. Dat doe je ook altijd voluit op je eigen fiets. Ik zal nooit op een geleende volle bak naar beneden gaan. Ook moet de boel overzichtelijk zijn zodat je de bochten aan kunt snijden. Hoe zwaarder je bent en hoe lichter je fiets loopt, hoe sneller je gaat. In de tour de France hoor je wel eens dat de motoren de fietsers niet bij kunnen houden. Dat klopt, de motoren zijn wat log en wat minder wendbaar.

Begrijp me goed, je moet afdalen op een manier die je prettig vindt, en waarbij je je zeker voelt. Het nadeel van hard naar beneden is dat je ook hard moet remmen en dat het lang duurt voor je stil staat. Ook als je niet weet hoe je fiets zich gedraagt in de afdaling is het zaak dat eerst te proberen. Ook zal bij fors remmen bij hoge snelheid het wiel blokkeren en ook daar moet je wat handigheidjes voor hebben om daar mee om te gaan, of een setje nieuwe banden. Dus doe niets wat je niet vertrouwd.

Maar als ik dan zo naar beneden rijdt met een gangetje van 80 à 85 km/uur dan weet ik waarom ik naar boven ben gereden. Als je dan met je neus op 10 cm. van je stuur zit, je knieën bij elkaar, je handen naast elkaar op het midden van het stuur en je ellebogen strak tegen je ribben gedrukt dan hoef je alleen maar te luisteren. Als je zo naar beneden suist hoor je je fiets lopen als een zonnetje en dan weet je dat alles klopt. Als iedereen die mee fietst straks de eerste keer van een steile helling naar beneden rijdt, dan zal hij gelijk zeggen: “Dit is het”. En of dat bij veertig is of bij tachtig dat maakt niet uit, het gaat erom dat je je een voelt met je fiets. En als je dat gevoel hebt maakt het niet meer uit hoe zwaar het is naar boven. Succes met de voorbereidingen.

Ad
Beste Hans,
Ik wil toch graag even enkele zaken recht zetten. In de eerste plaats het feit van de sokken. Sokken bij de fietsenmaker gekocht, klinkt al niet logisch. Ik heb ze gekocht bij een out-door shop. Voor als je naar Noorwegen gaat of zo. Bij mij hielp het wel. Misschien een advies om eens te kijken naar de pakkende teksten op je doos sigaren. Dan heb je vast wel eens gelezen dat roken de bloedsomloop beïnvloed. Maar excuus voor het in jouw ogen incorrecte advies. Een voordeel heb je wel, als straks in maart de winstuitkering mocht komen, heb jij een oude sok om het in te bewaren

Verder was je bang dat 15 kilo afvallen niet verstandig was, omdat je dan mijn postuur zou evenaren. Ik voel me prima bij mijn postuur, maar als je in de buurt wilt komen zou ik niet stoppen bij 15 kilo. Een andere mogelijkheid is om je per kilo te laten sponseren. Ach het is allemaal maar flauwekul in het trappelen van ongeduld om te beginnen. Wel even een serieuze tip, hoe zwaarder je bent, hoe harder je naar beneden gaat. Maar dat gaan we ongetwijfeld nog uitgebreid in het trainingsprogramma opnemen. Dalen is vooral een kwestie van durven en de juiste lijn. Maar wat bij dalen toch wel het meest essentieel is, is dat je je vooraf er van moet overtuigen of er geen bus naar boven komt en je tussen alle uiteengespette vliegjes op de voorruit zit geplakt.

Voor wat betreft het afvallen en het ideale gewicht verschillen de meningen danig. Ik heb wel wat gewicht ingeleverd, maar je voelt je toch een stukje prettiger. Ook met het trappen zit je buik niet in de weg. Ondanks de sokken en het warme plekje in je bed zou ik toch maar gewoon door blijven fietsen in de vorst. Je kunt maar een keer een eerste indruk maken en het tijdstip om dat te doen begint te naderen.

Ad

maandag 9 februari 2009

Zoals iedere zondag gebruikelijk is ben ik vorige week met een paar graden vorst met de buurmannen gaan mountainbiken. Het voordeel met vorst is dat de grond lekker hard is en dat je niet zo ver in de modder zakt. Zeker als er wat gewicht op de fiets zit. Het nadeel van vorst is die koude voeten. Ondanks twee paar sokken en neopreen overschoenen heb ik telkens weer bevroren tenen. Dit komt tijdens één van de vele tijdens de avonduren gevoerde MSN gesprekken met Ad Pelders ter sprake. Hij geeft me de ultieme tip: gebruik thermosokken en koude tenen zullen tot het verleden behoren. Ik afgelopen zaterdag naar de fietsenwinkel en heb daar de duurste thermosokken aangeschaft die er te vinden waren. Want het voorkomen van koude tenen mag wat kosten. Zaterdagavond vol spanning het weerbericht afgewacht en wat voorspelden ze: NACHTVORST, yes. Slecht geslapen van de spanning maar eindelijk was het zondagmorgen zover, ik kon mijn thermosokken aantrekken. De thermometer stond weliswaar maar op – 0,4 maar het vroor gelukkig nog wel. Ik bij vertrek de buurmannen jaloers gemaakt met mijn nieuwe sokken. Na het bewonderen van dit vernuftige stuk techniek gingen we op pad. Wat er toen gebeurde durfde ik niet tegen de buurmannen te zeggen maar ik kreeg KOUDE TENEN. Na een half uur begon ik al te voelen dat die sokken me niet brachten wat ik ervan verwachtte. Wat ik na 1,5 uur voelde zal ik maar niet zeggen maar mijn hoofd was niet alleen rood van de inspanning. De eerstvolgende keer dat jullie Ad tegenkomen moet je niet raar opkijken als hij met een sok over zijn hoofd rondloopt.

De moraal van dit verhaal is dat het gekkenwerk blijft om in de vrieskou te fietsen en dat het in bed veel warmer is, zelfs zonder sokken.

Hans
Zo in de voorbereiding, nu het sponsorgeld binnen komt en de plannen worden gemaakt begint het allemaal wel erg te kriebelen. Zin om een berg van importantie op te rijden, zin om te fietsen, maar ook het wegen van de collega fietsers. Onwillekeurig gaan zich zo twee of drietallen vormen van ongeveer gelijke sterkte die zich aan elkaar op gaan trekken en met elkaar af gaan spreken dat ze niet voor elkaar onderdoen.

Tijd en zin om naar Limburg te gaan. Mensen die beginnen met fietsen of die nooit gefietst hebben dat er zoveel gefietst wordt in Limburg vanwege de heuvels. Dat is een misverstand. De enige rede dat fietsend Nederland massaal naar Limburg trekt , zit hem in het feit dat in Limburg het ideale voedsel voor onder het fietsen wordt verkocht.

Nu is door Ad Timmermans in geuren en kleuren verteld dat ik niet goed ben in eten onderweg en een behoorlijke afkeer heb van alles wat moet worden opgelost, leeg geknepen of achter je tanden blijft plakken met een kracht waar Kukident een voorbeeld aan kan nemen. Los van het feit dat het lauw en zacht is, is het vaak ook nog zo zoet dat het haast gesponsord moet zijn door het Ivoren kruis. Aan het eind van een lange tocht kun je haast niets meer eten omdat je gehemelte brand van de zoetigheid. Maar goed ik heb Ad beloofd dat ik me er toe zal zetten.

Maar in Limburg is het eten helemaal geen probleem. In ieder dorp en op ieder terras is het te krijgen. Daar wordt het in acht stukken gesneden in de rest van Nederland in twaalf en nu moet er toch een lampje gaan branden. Niets is er waar je zo lekker op fietst als gewone standaard Limburgse vlaai en in mijn geval dan nog rijstevlaai. Niks geknoei met zakjes die je open moet scheuren water toevoegen. Knijpen erin zou ik af willen raden en plakken doet het alleen als je je handen niet wast. Gewoon van een bordje met een vorkje, en als dat er niet is lukt het ook nog wel zonder. Prima, denk daar nog maar eens aan als je moet aanzetten onder aan de Cauberg, dat je niet voor de Cauberg naar Valkenburg bent gekomen maar voor de vlaai. Dat maakt de klim een stuk draaglijker.

Ad
Het heeft even op zich laten wachten maar hier ben ik weer. Die Ad is nu al niet bij te houden met al zijn stukjes. Kan je nagaan hoe het dadelijk gaat als we de berg op moeten.
Ik wil wel even reageren op het stukje van Ad over de problemen die hij ondervindt voor wat betreft zijn goddelijke fietslichaam. Dit brengt me ernstig aan het twijfelen of ik wel door moet gaan met het verwijderen van die 15 kg. Uit het verhaal van Ad begrijp ik dat ik veel moet opgeven wanneer ik die 15 kg kwijt ben. Mijn brede schouders en immense borstkast (zeker wanneer ik mijn buik inhoud, waar ik inmiddels goed in geworden ben) leveren mij nu wel de nodige aandacht op wanneer ik me op het strand begeef. Nu blijkt dus die aandacht te verdwijnen wanneer ik een lichamelijk kopie van Ad wordt. Allemaal zaken waar je niet bij stilstaat als je dit hele avontuur begint. Zo weet die Ad je wel te motiveren. Wanneer je in de media hoort dat kanker inmiddels de ziekte is geworden waar de meeste mensen aan overlijden sta je ineens weer met beide benen op de grond. Dan besef je dat hoe je er uitziet totaal van ondergeschikt belang is als we ons doel maar halen. Dat is dan ook waar ik voor bezig ben. Reken maar dat die (piep) berg bedwongen gaat worden want opgeven ……....

Hans
In het vorige stukje ben ik ingegaan op het feit dat het na een dag fietsen in het zonnetje wel duidelijk is de rest van de zomer wat je hobby is. Nu is dat een probleem, een tweede probleem is dat wielrenners meestal niet zo’n sexy voorkomen hebben. Om niet te veel opmerkingen te krijgen zal ik het niet op mezelf betrekken. Kijk ik heb het niet over mensen als Chipolini, maar over de werkers uit het peleton.

Neem nou Joop Zoetemelk, niet echt zo weggelopen uit Bay watch. In principe is dat zoals ze dat hier in het westen noemen een gratenpakhuis met een paar enorme kuiten. De bij de dames in trek zijnde sixpack beperkt zich bij Joop tot het plasticje er om heen, maar dan nog alleen als er een vrachtwagen over gereden is.

Brede schouders, hoef je ook niet voor te gaan fietsen. Zeker in het seizoen mergelt alles wat boven je navel zit langzaam uit. Maken de meeste Nederlanders zich nog zorgen of je in een T shirt niet de zwembandjes ziet zitten. Bij Joop en bij ondergetekende zijn het meer klapbandjes en die zie je niet. Het criterium om een T shirt aan te trekken is bij mij meestel de windkracht. Als het te hard waait wekt het al gauw de indruk van de vlaggenparade op het defilé bij Bevrijdingsdag.

Wat hou je dan aan fietsen over: Een paar kogelharde bovenbenen, een paar smalle billen en als je het lang genoeg blijft doen een paar ballonkuiten. Dus niet echt een verademing waar de mensen voor blijven staan op het strand. Maar ja, dan moet je maar denken het is meer dagen weer om te fietsen dan weer om naar het strand te gaan. Je moet maar zo denken alles wat er niet aan zit hoef je ook niet op gang te brengen. En misschien nog wel belangrijker straks ook niet naar boven. Dat maakt me overigens wel nieuwsgierig hoe het met mijn weight-watchende collega Weblogger gaat.

Ad